Beste lezers,
Het bezwaar tegen een vergunning voor vakantieverhuur door een eigenaar binnen een VvE is door de gemeente Amsterdam ongegrond verklaard. Het bezwaar dat in de splitsingsakte een artikel is opgenomen waarin vermeld wordt:” “Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé-gedeelte te gebruiken overeenkomstig de bestemming. Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering” en op grond daarvan bedrijfsmatige verhuur niet zondermeer is toegestaan werd afgewezen met als argument een uitspraak van de Raad van State: https://www.raadvanstate.nl/@108198/201604542-1-a1/
In deze uitspraak wordt een oordeel van de civiele rechter herroepen omdat ook zonder de toestemming van de VvE-vergadering een privaatrechtelijke belemmering niet evident was en een gang naar de civiele rechter nog openstond voor een vervangende machtiging. Op grond van deze uitspraak zou een vakantieverhuurvergunning door de gemeente niet geweigerd kunnen worden, ondanks meerdere uitspraken door de civiele rechtbank dat ‘het primaat in dezen bij de VvE ligt’ en het gemeentelijk beleid hierin niet relevant is: https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:4274. In 2013 kwam het gerechtshof tot een zelfde uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2013:2857
Toch is volgens de gemeente dit bezwaar niet gegrond omdat:”door het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat door de mogelijkheid in kwesties aangaande toestemming van de VvE nog een vervangende toestemming van de kantonrechter kan worden verkregen geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering op grond waarvan vergunningverlening achterwege dient te blijven”.
Nu lees ik in de zaak van de tandartspraktijk en een bestreden omgevingsvergunning een heel andere situatie dan bij een verbod in de splitsingsakte op vakantieverhuur. Was in het eerste geval bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning misschien een privaatrechtelijke belemmering niet evident en kon er na een afwijzend besluit door de VvE-vergadering nog een gang naar de rechter plaatsvinden, tijdens de aanvraag voor de vakantieverhuurvergunning is mijn inziens de privaatrechterlijke belemmering wél evident want duidelijk gesteld in de splitsingsakte en is daar alleen vooraf met toestemming van de vergadering een uitzondering op te maken. De gemeente Amsterdam waarschuwt hier ook zelf voor tijdens de vergunningaanvraag:’Waar u op moet letten” https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/wonen/vakantieverhuur/vergunning/
Ondanks dit alles gaat de gemeente toch over tot vergunningverlening en stuurt zo VvE-besturen in hun vrije tijd naar de civiele rechter om daar het recht te moeten halen dat al bijvoorbaat door eerdere uitspraken was bevestigd.